Bestuiving
Inzetten van bijen

Bijen worden ingezet voor bestuivingen van cultuurgewassen, waar ze meestal tot 100 % verantwoordelijk zijn voor de bestuivingen. Door het gebruiken van bijen is men meer verzekerd van een goede bestuiving.

Door voldoende bijenkasten in een boomgaard te plaatsen zijn er op elk moment voldoende bijen aanwezig om een goede bestuiving en daardoor een goede vruchtzetting te bewerkstelligen.
Windbestuiving alleen biedt bij fruitteeltgewassen geen garantie dat het optimale bestuivingresultaat wordt bereikt.

Waar fruit geteeld wordt, is een natuurlijke populatie aan bestuivende insecten, zoals solitaire wilde bijen en hommels aanwezig. Deze populatie kan zeer wisselend zijn door o.a. strenge winters en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

In het voorjaar zijn er van nature op de meeste plaatsen niet genoeg insecten voor een voldoende bijdrage aan de bestuiving. Dit geldt voor zowel kruisbestuiving als zelfbestuiving. Indien door een goede bestuiving meer pitten in de vruchten ontstaan, is de vruchtvorm beter. Ook is gebleken dat er bij een hoger aantal pitten minder vruchtverruwing optreedt.

Aantal benodigde bijenvolken per hectare in de volle grond                                                               

                       minimaal       gewenst

Appel, peer                                       2                     3
Kersen en morel                                   4                     6
Perzik, pruim, mirabel                            5                     5-10
Witte bessen, rode bessen en kruisbessen          4                     6-8
Blauwe bessen                                     5                     5-15
Aardbeien                                         2                     2-4
Braam en framboos                                 4                     4-6
Augurken en courgette                             2

Akkerbouw: blauwmaanzaad, karwijzaad,             3                    4-10
koolzaad, bladramenas, mosterdzaad,
veldboon, teunisbloem.

Siergewassen zoals besheesters                    3                     4

Bloemvast: Bijen zijn bloemvast, ze bevliegen tijdens hun vlucht één bepaald soort bloemen, bijvoorbeeld appels. Ze gaan niet, zoals hommels, van appel naar paardebloem en omgekeerd.

Plaatsvast: Bijen zijn plaatsvast, iedere dag bezoeken ze bloemen op ongeveer dezelfde plaats. Pas als die bloemen geen nectar of stuifmeel meer leveren, gaan ze naar een andere plaats. Hierdoor worden ook de laatste bloemen bezocht.

Uitwisseling in de kast: Doordat bijen zeer dicht bij elkaar zitten, vindt er in de kasten ook uitwisseling van stuifmeel plaats, wat bijdraagt aan goede kruisbestuiving.

Rijvast: Een ander voordeel van honingbijen in vergelijking met hommels, dat vooral in fruitgewassen tot gelding komt, is het feit dat zij binnen het gewas rijvast zijn, d.w.z. van de ene boom naar de andere boom in dezelfde rij vliegen. Dit komt in het fruit veelal de noodzakelijke kruisbestuiving ten goede, vooral wanneer die afhankelijk is van stuifmeel van speciale ‘bestuiver-bomen’).

Bijen de juiste keus.

Een bijenvolk bestaat uit 20.000 tot 60.000 bijen, afhankelijk waar ze voor worden ingezet en het tijdstip van het jaar.
Ze zijn onmiddellijk na plaatsing volledig inzetbaar.
Door hun aantal uitermate goedkoop.
Van een imker met het bewijs van vakmanschap, is de kwaliteit van het bijenvolk gegarandeerd.
Bijen kunnen het gehele jaar door worden ingezet.
Bestuiving met bijen is als een verzekering voor opbrengst en top kwaliteit.
Bijen zijn door hun grote aantallen zeer effectieve bestuivers.
Bijen bezoeken van nature bloemen op de meest vruchtbare periode.
Bijen komen in de kast in direct contact met de behaarde soortgenoten, hierdoor wordt stuifmeel uitgewisseld.
Bijen bestuiven uitstekend in kassen, overkappingen, tunnels, en openlucht.
Bijenvolken inzetten voor een goede bestuiving.
Bijenvolken dienen te voldoen aan de kwaliteitseis zoals dit is vastgesteld in de bestuivingregeling.
Bijenvolken bij het begin van de bloei plaatsen (als 10% van de bloemen open is) in groepjes van drie à vier verdeeld over de percelen met de vliegopening naar het zuiden.
Bijenvolken op enkele pallets of bij vroege teelten een kist geeft een beter vlieggedrag. Bijen vliegen hierdoor iets eerder, omdat het sneller warm is rondom de vliegopening.
Het verwijderen van alle paardebloemen is niet nodig. Gebleken is dat bijen ‘s morgens de paardebloemen bezoeken en later de fruitbloemen. Als de fruitteler aan het einde van de bloei of direct daarna zijn bomen wil bespuiten met een gevaarlijk insecticide, dan bestaat toch het risico dat de bijen via de paardebloemennectar worden vergiftigd. Bijen dienen weggehaald te worden voor de bespuiting met insecticiden plaatsvindt. Overleg met imker en teler is noodzaak.